In de buurt van de oude klokkenwinkel, ongeveer halverwege de Dorpsstraat, loopt Hans onrustig heen en weer. Het is tien over half zeven. De straat is nagenoeg verlaten. Alleen de harde wind die door de in bloei staande bomen waait zorgt voor enig geluid. Alle hardwerkenden zitten thuis aan de welverdiende warme maaltijd. De meeste toeristen en koopjesjagers hebben zich verschanst in een van de vele restaurants op het nabijgelegen Marktplein.
Bij een vaart minderende donkergrijze terreinwagen kijkt Hans hoopvol op. De snelheid neemt echter gelijk alweer toe. ‘Verdomme, waar blijft Sanne nou. Ze weet toch hoe belangrijk deze afspraak is.’ De wijzers van de koekoeksklokken in de etalage verspringen. Weer een minuut voorbij.
Vanmorgen had hij haar nog meermaals gevraagd of alles duidelijk was. En na de lunch had hij haar er zelfs nog een berichtje achteraan gestuurd. ‘Ja, ik zal er op tijd zijn’, was haar korte antwoord geweest. Voor de zesde keer probeert hij haar te bellen: ‘U bent verbonden met de voicemail van…’ Hans verbreekt de verbinding.
Het wordt zo wel erg krap. Als Sanne er over vijf minuten nog niet is, moet hij maar alleen gaan, besluit Hans. Wellicht dat hij ze dan kan overtuigen dat het eigenlijk allemaal helemaal niet meer nodig is. Dat het beter is om alles wat er is gebeurd gewoon te vergeten. Of dat het hem anders lukt om voor volgende week een nieuwe afspraak te maken. Niet op komen dagen is in ieder geval echt geen optie. Dan wordt het alleen maar erger, dat weet hij zeker.
In gedachten telt Hans de seconden af. 169, 168, 167… In de verte draait een fietser de straat in. 110, 109, 108… In de schemering is het te ver weg om te zien wie het is. …72…71…70… Hans knijpt zijn ogen samen.

