Schitterende vergezichten, adembenemende kasteelruïnes en wereldberoemde meren. Deel 1 van het boekje “Schotland Rond” van Europafietsers neemt ons mee naar de fraaiste plekjes van Schotland. Door uitgestrekte natuurgebieden, karakteristieke dorpjes en levendige steden. Langs zeeën, rivieren en kanalen. Over bergweggetjes, jaagpaden en oude treinsporen. Samen met mijn vader Ronald en zus Anita ontdekte ik deze zomer al het moois van deze langeafstandsfietstocht.
Vroeg in de ochtend worden we op de boot naar Newcastle wakker van de intercom. Wie, na het kostbare diner van de vorige avond, nog wat geld over heeft kan komen ontbijten in één van de restaurants. Door het raampje van onze cabine zien we de kust van Engeland al liggen. Met een kleine vertraging varen we de Tyne op en niet veel later mogen we als een van de eersten van boord. Meteen zitten we op nationale fietsroute 72 van Sustrans. Deze leidt ons door de stad en langs de Hadrian’s Wall. Even rustig op gang komen is er niet bij, want al in snel dienen de eerste klimmetjes zich aan. Wel trapsgewijs, zodat we tussendoor steeds even op adem kunnen komen.

Op dag twee, als we Gretna Green bereiken is meteen duidelijk dat we de Schotse grens inmiddels zijn gepasseerd. Van twee kanten klinkt er doedelzakmuziek. Via glooiende weggetjes en een groot duinlandschap fietsen we verder richting de westkust. Voordat we Ayr bereiken gaan we door het prachtige Galloway Forest Park. Een machtige, lange klim zorgt voor een geweldig uitzicht op de stad en de zee. Veertig kilometer verderop maken we de oversteek naar het toeristische eiland Arran, ook wel “Schotland in het klein” genoemd. Totaal onherkenbaar is de puntgave asfaltweg die ons na de boot naar het gezellige plaatsje Whiting Bay brengt. De vele gaten en scheuren in het wegdek keren echter al snel terug, wat bij Anita tot enige frustratie leidt: “Ik ben klaar met alle hobbels”. De rest van de reis blijven ze ons echter achtervolgen. Fietspaden zijn namelijk vaak van uitstekende kwaliteit, maar zodra je de weg op moet, wordt het slalommen.
Als we ‘s ochtends wegrijden van de camping in Kildonan liggen er zeehonden te bakken in de zon. Een mooier begin van de dag kunnen we ons niet wensen. Vlak nadat we het eiland hebben verlaten slaat het noodlot echter toe, een kettingbreuk. Uiteindelijk valt het mee en kunnen we hem zelf repareren. Een stil landweggetje over privéterrein brengt ons na Kilberry langs Castle Sween, een van de oudste stenen kastelen van Schotland. Niet groot, maar het zeker waard om even voor af te stappen. Door een rustieke vallei fietsen we daarna naar Oban. Om de stad te bereiken moet uit een dal worden geklommen en helaas voor ons ligt de camping nog een heuveltje verder.
Aangezien we het voet- en fietsveer bij Fort William graag willen halen, staan we de volgende dag vroeg op. In het stuk omrijden, waar in het boekje voor wordt gewaarschuwd, hebben we toch echt geen zin. Uiteindelijk zijn we ruim een uur te vroeg, maar gelukkig is de schipper telefonisch te bereiken. In zijn omgebouwde vissersbootje komt hij ons ophalen.

Na de oversteek vervolgen we onze tocht over een voormalig treintraject. Een lokale wandelaar weet te vertellen dat men bezig is met het herstructureren van deze oude spoorlijn. Het eerste stuk rails langs het vervallen stationnetje van Invergarry ligt er alweer. Over een jaagpad langs het Caledonian kanaal gaan we vervolgens naar Fort Augustus. Honderden vakantiegangers komen hier af op het, in onze ogen, niet zo bijzondere sluizencomplex. Verderop passeren we een andere toeristische trekpleister: Loch Ness. Het meer ligt er rustig bij en een monster is niet te bekennen. Toch schrikken we even op als de wind een golfje in het water veroorzaakt.

Veilig bereiken we Inverness, het noordelijkste puntje van onze trip. De stad stelt weinig voor en ook het Battlefield, waar het boekje ons speciaal omheen stuurt, is niet erg spraakmakend. Daarna volgt het saaiste stuk van de hele route, op een fietspad langs de drukke A9. In de buurt van Blair Atholl krijgen we te maken met de naweeën van orkaan Bertha, die voor extreem veel neerslag zorgt. Treinen zijn gestrand en wegen staan blank. Even lijkt het erop dat ook wij niet verder kunnen maar gelukkig valt het asfalt net op tijd weer droog. Bij het gezellige plaatsje Pitlochry laten we de snelweg achter ons en fietsen door het bos en over de heuvels verder. Langs twee kanalen, die via het imposante Falkirk Wheel met elkaar in verbinding staan, komen we ongemerkt Edinburgh binnen. Opeens staan we in een drukke, levendige stad, die we even snel weer verlaten via een oude tunnel.


Vanaf onze camping in Dalkeith brengen we een bezoek aan Rosslyn Chapel. Van het rustieke kappelletje, zoals beschreven in de Da Vinci Code van Dan Brown is helaas weinig meer over. De gids vertelt dat de bezoekersaantallen na het uitbrengen van het boek en de film gigantisch zijn toegenomen, een understatement.Via een glooiend bosweggetje langs de Tweed fietsen we door naar Kelso. Niet veel later buigt het riviertje af en hebben we ongemerkt Schotland alweer verlaten.

We trappen door naar Beal, waar we Holy Island bekijken. Op de Gateway, die vijf uur per dag onder water verdwijnt, staat een file. Hoewel het volgens de informatieborden veilig is, durft nog niet iedereen de oversteek te maken. Plots komt er een plaatselijke jeep langs die iedereen, al toeterend, maant door te rijden. Zelf geeft hij het goede voorbeeld en aarzelend komt de stoet met toeristen in beweging. Wij wachten nog even, we hebben geen zin in natte voeten. Eenmaal aan de overkant bezoeken we de ruïnes van een middeleeuwse priory, het kasteel bekijken we alleen van de buitenkant. Op aanraden van twee Nederlandse archeologen, die we eerder in Melrose tegenkwamen, brengen we de volgende dag wel een bezoek aan Dunstan Castle. Een plek om echt even weg te dromen en je fantasie de vrije loop te laten. ’s Avonds worden we in het restaurant naast de camping verrast met een optreden van plaatselijke muzikanten. Zij komen elke maandag bij elkaar om Engelse volksmuziek te spelen en liederen over de eerste wereldoorlog te zingen. Erg gezellig.

Twee dagen later is onze reis ten einde en zijn we weer op weg naar Nederland. Ruim 1.750 kilometer hebben we in de benen zitten. Tijdens onze laatste etappe naar Newcastle wisselden vieze grauwe industrie en leuke fietspaden langs de kust elkaar af. Het entertainment op de boot is hetzelfde als op de heenreis, maar het bandje is beduidend beter op dreef. De zaal zit dan ook iets voller. Met een drankje in de hand blikken we nog even terug op onze vakantie.
Schotland rond was één van de meest afwisselende langeafstandsfietstochten die we ooit hebben gemaakt. De mensen die we onderweg tegenkwamen waren, enkele uitzonderingen daargelaten, zeer vriendelijk, gastvrij en behulpzaam. Geregeld werd er “Bonjour!” naar ons geroepen. De Nederlandse vlaggetjes, die we als grap achter op onze fietsen hadden gehangen, leken voor de Schotten wel erg op het Franse exemplaar. De route was goed beschreven en gemakkelijk te volgen. Het enige verwijt dat we de samenstellers kunnen maken is dat zij wel erg selectief zijn geweest in het benoemen van de klimmetjes. Sommige heuvels vielen reuze mee, andere, zwaardere, werden niet eens vermeld in het boekje. Na Ayr nam het klimwerk in onze ogen flink af, maar het kan natuurlijk ook zijn dat we het inmiddels gewend waren.













